Gepubliceerd op 24-06-2025

amen

betekenis & definitie

(Hebr.: zeker) zo is het, later opgevat als: het zij zo. Het slotwoord van gebeden en preken. In het OT ook het antwoord op een zegen of een vloek, of een opwekking tot lofprijzing.

Vervloekt is hij, die zijn vader of moeder veracht. En het gehele volk zal zeggen: Amen (Deut. 27:15).

Geloofd zij de HERE, de God van Israël, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid. Amen, ja amen (Ps. 41:14).

Vgl. o.m. Num. 5:22, Neh 5:13, Mat. 6:13, Rom. 16:24 en 1 Kor. 14:16.

Opm.: in verband met het bovenstaande: amen op iets zeggen, met iets instemmen, amen en uit!, afgelopen! (Zuid-Nederlands), iets beamen, iets bevestigen of met iets instemmen, van eeuwigheid tot amen, zeer lang, allervervelendst lang (zie bij eeuwigheid), Ja en amen op iets zeggen, kritiekloos met iets instemmen.

< >