Spreekwoorden en gezegden met 'zien-uit'

Uit zijn ogen moeten zien

(Z. N.) Voorzichtig moeten te werk gaan, bepaaldelijk met betrekking tot uitgaven, en dus: moeite hebben om rond te komen

Iemand de brokken uit de mond zien

Iemand niet gunnen wat hij eet; iemand benijden

Iemand de brokken uit de mond zien

Iemand benijden, iemand niet gunnen wat hij eet

Iemand de brokken uit de mond zien

Iemand niet gunnen wat hij eet

Niet meer uit zijn ogen kunnen zien

Slaap hebben

Hij zou iemand het licht uit de ogen zien

Wordt gezegd van iemand die strak kijkt

Als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien

Als mensen met ervaring iets zeggen, is het verstandig om naar hun raad te luisteren

Bij ‘pimpelpaars’ denken sommigen aan ‘pimpelen’ (drinken) en wijzen op de paarse gelaatskleur van de dronkaard. Kiliaen ontleent het woord ‘pimpel’ aan Lat.: papilio, vlinder, en wil daarom bij pimpe...
Lees meer

Sterretjes zien

Dit doet men als men bijv. een klap op zijn ogen krijgt

Lijkbleek zien

Geen kleur hebben, buitengewoon bleek zien

Lijkwit zien

Hetzelfde als ‘lijkbleek zien’. Geen kleur hebben: buitengewoon bleek zien

Het licht zien

Geboren worden

Geen gevaar zien

Niet voor kwade gevolgen beducht zijn

De bodem zien

De voorraad gaat slinken; het vat, dat eerst vol was, begint nu leeg te worden

Iemand door zien

Zijn oogmerken en bedoelingen leren kennen. Letterlijk: iemand door zijn lichaam kunnen zien en daarmee een blik kunnen werpen op 'de roerselen van zijn ziel’, de enige bron van oprechtheid