Gij spint te grof

Gij maakt het te bont; gij gaat te ver

Hij spint altijd zuiver garen

Het is een goed en eerlijk mens

Hij spint geen lange draad meer

Hij houdt het daar niet lang meer uit

Wie wel spint, draagt een breed hemd

Wie vlijtig is, lijdt geen armoede

Die wel spint, draagt een breed hemd

Een vlijtig mens zal geen gebrek lijden

Die wel spint, draagt een breed hemd

Ook: De vlijtige spinster heeft nooit gebrek aan een hemd

De ene rokkent wat de andere spint

Zij, die de beloning verdienen, krijgen ze niet altijd

Daar moet het spintvat bij

Dat is een zeer verre verwantschap

Hij spint loopgaren en haspelt het op de hakken

Hij loopt te lanterfanten, is wel schijnbaar druk in de weer, maar richt niets degelijks uit

Als de man wel wint, het wijf dan wel spint

Als de man voor voldoende inkomsten zorgt, vaart het gezin daar wel bij

Als de man wel wint, ’t wijf dan wel spint

Alles gaat goed in het huishouden wanneer de inkomsten voldoende zijn

Meestal spint de spin het net, waarin ze zelf gevangen wordt

Wie middelen beraamt om de ondergang van anderen te bewerken, veroorzaakt meestal zijn eigen ondergang

Een vrouw, die een pond garen spint en een koe, die een pond boter geeft zijn goeie

Ook deze uitdrukking spreekt voor zich zelf