Hij moest op de tong rijden
Er werd in een gezelschap, waar hij niet bij was, veel kwaad over hem verteldDat moest hij voor zoete koek opeten
Die belediging moest hij zich laten welgevallenHij moest in de lange rokken lopen
In zijn doen en laten is hij net een groot kindDat koken niets moest kosten, men zou altijd kermis houden
Lekker eten is een feest, maar helaas aan de nogal dure kantZij moest bij het walletje langs om rond te komen
Zij moest zuinigjes aan levenWist gij niet dat ik moest zijn in de dingen Mijns Vaders?
Woorden, ontleend aan de geschiedenis uit Luc. 2 : 39-52, waarin verhaald wordt hoe Jezus, als twaalfjarige jongen, de leraren verbaasd doet staan over de wijsheid Zijner woorden. Als Zijn moeder hem ...Lees meer