Manna in de woestijn
In verschillende bijbelteksten is van ‘manna' sprake o.a. in Ex. 16:15» 33» 35» Ps 78:24, Job 6:31, 49, 58 e.a. Onder deze Aramese vorm van de naam is ons het best de spijze bekend, waarmee de Israëlieten in de woestijn gevoed werden, ofschoon zij in het Hebr. korter ‘man' wordt genoemd. Een verklaring van deze naam schijnt Ex. 16:15, 31 te beogen. De Israëlieten, deze zelfstandigheid niet kennende, spraken tot elkaar: ‘Man hoe’, dat niet vertaald moet worden met ‘dat is man(na)’, doch met ‘Wat is dat?' Vandaar noemden zij dit voedsel ‘man’, dat dus letterlijk ‘wat?’ betekent. De Arab. verklaring (welke taal hetzelfde woord ‘man’ voor dit voedsel bezit) geeft echter een bevredigender oplossing. In die taal betekent ‘man’: geschenk, en ‘manno’s-samai’ zoals de Arab. schrijvers het manna vollediger noemen -: hemels geschenk, op dezelfde wijze als Ps. 105:40 spreekt van: hemels brood. Volgens natuuronderzoekers is het het voortbrengsel van een struik, behorende tot het geslacht Tamarix, die nu nog op het Sinaïtisch schiereiland gevonden wordt. Het is het gestolde sap van de struik, dat afvalt en ingezameld kan worden. Soms gebruikt men het woord overdrachtelijk voor: op een gemakkelijke manier aan zijn voedsel komen