rozegeur en maneschijn

in het begin was alles rozegeur en maneschijn: in het begin was alles geweldig mooi en goed.

Zijn kennis is maar maneschijn

Wat hij vertelt is niet zijn eigen wijsheid, maar die van een ander

Het is daar rozegeur en maneschijn

Alles is daar in orde

Het is niet enkel rozegeur en maneschijn

Het is niet enkel gelukzaligheid

Glimmen als een kaarsemakerskat in de maneschijn

Helder glimmen. Glimt een gewone kat al, die van een kaarsemaker - de man die veel met vet omgaat - moet het wel extra doen. De versterking is uiteraard gekscherend

Het is niet alles rozegeur en maneschijn

Het is niet zo vredelievend, zo prettig als het wel lijkt. Bij de ‘maneschijn’ moet men hier waarschijnlijk denken aan minnekozende paartjes in het maanlandschap

Het is er niet enkel rozegeur en maneschijn

Het is er niet alles, zoals men slechts wensen kan

Glimmen als een vertinde hondekeutel in de maneschijn

Helder glimmen. Het beeld is uiteraard geheel gekscherend. De uitdrukking wordt veelal gebezigd voor een glimmende (vettige) neus

In april heldere maneschijn zal de bloesem schadelijk zijn

Heldere maneschijn kan betekenen: nachtvorst