Spreekwoorden en gezegden met 'let-op'

boer let op uw kippen

pas op je geld

Wat ge doet, let op het einde

Woorden, ontleend aan Sir. 7 : 40. De woorden: ‘Let op het einde’ vinden we ook in de fabel van Lafontaine (I, 22) Le Chêne et le Roseau. Vgl. ook: Prijs de dag niet vóór de avond gevallen is (1705)

Die op geen strikken let, zit welhaast in ’t net

Wees steeds voorzichtig

Die op gene strikken let zit welhaast in het net

Men kan nooit voorzichtig genoeg zijn

Menigeen let er niet op wiens huis brandt, als hij zich mag warmen bij de kolen

De mens is van nature meestal ikzuchtig en denkt slechts aan eigen voordeel

Wat let me?

Afkorting van: wat belet me? Eigenlijk: wat weerhoudt mij ... dit of dat te doen?

Op is op

Waar geen geld meer is, valt ook niets meer te halen

op stang

iemand op(de) stang rijden (jagen).niemand nauwkeurig in de gaten houden, iemand steeds controleren.

Kop op!

Houd er de moed maar in, niet gebukt gaan onder de zorgen of tegenslagen

Er op slaan lijk op een kafzak

Er flink op slaan

Ergens op parasiteren (ook: op iemand parasiteren)

‘Parasiteren’, van Gr.: para, tegen, dichtbij, naast, en: sitos, spijs. Eigenlijk: mede-eten. Men bedoelt met de uitdrukking leven ten koste van iemand of op iemands kosten

Op is op en weg is weg

Wordt - veelal tegen kinderen - gezegd wanneer er geen geld meer is om iets te kopen, of wanneer iets op is. Vgl. Plautus, Cistellaria (4, 2, 36): ‘Quod periit, periit’, d.i.: wat weg is is weg

Op zandgrond bouwen

Op losse grondslag, iets ondernemen, ijdele verwachtingen koesteren

Op zandgrond bouwen

Zich op iemand verlaten die later onbetrouwbaar blijkt te zijn

op dreef zijn

het elftal was vanmiddag goed op dreef: het elftal speelde erg goed.

op heterdaad betrappen

de inbreker werd op heterdaad betrapt: hij werd gepakt terwijl hij met de inbraak bezig was.

op poten staan

die brief staat op poten: er staat precies in wat er gebeuren moet, er wordt niet om de vragen en de problemen heen gepraat.

op zijn quivive

[kie-’vie-v] → op zijn hoede zijn.

op rotsen ploegen

ik zal niet meer proberen hem over te halen, want dat is ploegen op rotsen: dat is vergeefse moeite.

op rozen zitten

hij zit op rozen: hij is erg gelukkig, hij heeft geen problemen.

op sleeptouw nemen

we nemen hem op sleeptouw: we beloven hem steeds mooie dingen, maar we voeren ze nooit uit.