Jozef de dromer
Deze uitdrukking wordt vaak gebezigd voor iemand, die suf en traag van geest is. Wanneer echter Jozef door zijn broers wordt aangeduid als ‘de dromer’ (Gen. 37 : 19), wordt daarbij gedacht aan wezenlijke dromen, welke door de Israëlieten werden beschouwd als mededelingen van Godswege. Zo had Jozef in de droom gezien - en de bijbelse overlevering stelde hem later in het gelijk - hoe de korenschoven van zijn broers zich op het veld voor de zijne bogen, hoe ook de zon, de maan en de elf sterren hem huldigden. Zijn broers konden niet hebben dat hij daar trots op op was, vandaar hun smalend scheldwoord