Ontleend aan de oude oosterse gewoonte om, bij rouw of bij het horen van een droeve tijding, zich met een zak te bekleden en het hoofd en de wenkbrauwen met as te bestrooien. Vgl. Jona 3 : 6, waar staat: ‘Want dit woord (van Jona) geraakte tot de koning van Ninevé, en hij stond op van zijn troon, en deed zijn heerlijk overkleed van zich; en hij bedekte zich met een zak, en zat neder in de as’. Matth. 11 : 21 zegt ervan: ‘Wee u, Chórazin! wee u, Bethsaïda! Want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben!’ Dergelijke plaatsen zijn er meer in de bijbel aan te wijzen. De uitdrukking bedoelt thans: in grote droefheid verkeren, erg ‘in de put zitten’