Iets uit te staan hebben met iemand

Met iemand iets te maken hebben, punten van aanraking met iemand hebben. Hier zou het ww. uitstaan kunnen zijn ontleend aan een oud ww.: utestaen, dat in het Mnl. betekende: nog bestaan, nog hangende ...
Lees meer

(Niet) veel op hebben met iemand (iets)

Hem niet of wel mogen lijden, niet of wel met hem kunnen opschieten

Geen spek met iets in het vat hebben

(Z. N.) Er niet mede gebaat zijn

Iets gedroomd hebben

Tot de ontdekking komen dat een bepaalde zaak anders is dan men zich voorgesteld (gedroomd) had

Iets gesnoeid hebben

Iets gestolen hebben. Door onbekendheid met het woord en zijn betekenis ontmoet men vele verbasteringen, waarvan de meest gehoorde ‘gesnaaid' is. In De geheimen van Amsterdam lezen we, dat Adolf en Fr...
Lees meer

Met iets instemmen

Zich ergens bij aansluiten

iets te verhakstukken hebben

iets te doen hebben.

Oog hebben voor iets

a Kijk op iets hebben;

Oog hebben voor iets

b aandacht voor iets hebben

Deel aan iets hebben

Ergens bij betrokken zijn

Handeling van iets hebben

Ergens goed mee om weten te springen

Iets in petto hebben

Iets tot een later tijdstip voor zich houden

Gezicht op iets hebben

Er kijk op hebben, het uit het ware oogpunt weten te beschouwen

Kaas aan iets hebben

Er niet om geven, er maling aan hebben

Zich iets tegengegeten hebben

Iets zo vaak (achter elkaar) hebben gegeten, dat men er schoon genoeg van heeft; men kan het niet meer zien

Iets over zich hebben

Een zekere eigenschap, een eigenaardigheid bezitten, een bepaalde manier van doen hebben. Reeds in de middeleeuwen werd deze uitdrukking in die zin gebruikt. Vgl. Hooft, Gedichten (II, 39)

Iets te verhakstukken hebben

Ontleend aan de schoenmaker, die schoenen van nieuwe hakstukken moet voorzien. Overdrachtelijk voor: er is veel en lastig werk te doen. Ten onrechte spreekt men soms ook van: verhapstukken

Iets niet hebben voorzien

‘Voorzien’, vooruit hebben gezien. Derhalve: er niet op gerekend hebben, er niet op verdacht zijn geweest

Iets voor lau hebben

‘Lau’, een Hebr. woord voor: neen, Barg. geen, niets. De uitdrukking - ook wel met ‘lauw’ of ‘louw’ - wil derhalve zeggen: iets voor niets, iets cadeau krijgen

Iets van node hebben

In dit geval is ‘node’ een dichterlijke vervorming van: iets nodig hebben. Vgl. Job 30 : 13: ‘Zij breken mijn land af, zij bevorderen mijn ellende; zij hebben geen helper van node’

Iets voor noppes hebben

De oorsprong van dit woord is onbekend; de betekenis is: niets, geen, neen. De uitdrukking wil dus zeggen: iets voor niets krijgen
toon meer resultaten