Spreekwoorden en gezegden met 'iemand-wandelen-zenden'

Iemand van de ene plaats naar de andere sturen, zonder dat hij zijn doel bereikt; iemand voor een beuzeling heen en weer laten lopen; soms ook: iemand voor de gek houden

Iemand de malle dijk op zenden

Hem misleiden, met een kluitje in ’t riet sturen

Iemand van hot naar her zenden

Iemand van bakboord naar stuurboord —, van het kastje naar de muur zenden

Iemand van Pontius naar Pilatus zenden

Iemand voor niets heen en weer laten lopen, om zijn zaak op de lange baan te schuiven

De apostelen moeten wandelen

Het geld moet rollen

De apostelen moeten wandelen

Het geld moet in omloop zijn en onder de man komen

De apostelen moeten wandelen

(Een zinspeling op het te voet gaan van de apostelen.)

De apostelen moeten wandelen

Het geld moet in omloop zijn en onder de mensen komen

De apostelen moeten wandelen

(Een zinspeling op het te voet gaan van de apostelen)

Met open deuren wandelen

Geen geheimen hebben

Iemand met een aalmoes naar huis zenden

Iemand met een onwaardige gift afschepen

Iemand met een santje uit de kapel zenden

Iemand afschepen, hem met een kluitje in ’t riet sturen

Uilen naar Athene zenden

Overbodig werk doen

Balken naar Noorwegen zenden

Nodeloos, overbodig werk doen

Balken naar Noorwegen zenden

Ook: Water in de Rijn dragen

De schranderste raadslieden wandelen op de markt

Het is gemakkelijk de daden van anderen af te keuren als men zich niet in hun toestand bevindt

De schranderste raadslieden wandelen op de merkt

De beste stuurlui staan aan wal

Het koren van de molen zenden

Zichzelf benadelen, de klanten verjagen

Het koren van de molen zenden

Zichzelf benadelen; de klanten verjagen