Het ‘bakeren’ bestond o.m. in het warmen van de zuigelingen bij het vuur. Kwam men daar nu te dicht bij, dan werd het kind te heet gebakerd en dit maakte het prikkelbaar, of, bij uitbreiding, ondoordacht van natuur. Men meent ook wel dat de kleine te stijf werd ingebakerd, waardoor deze lastig, rumoerig werd. Hoe wint deze uitdrukking aan beeldende kracht, wanneer men haar volledig hoort in de Klucht van Lichte Wigger, waar iemand tot een ander zegt: ‘Jou moêr heit je te heet ghebakert voor een eicken vier'. Daar ziet men opeens de moeder of de 'kraembewaerster' met het kind op schoot, gezeten in de bakermat over de grote schouw, waaronder de eikeblokjes vlammen en knetteren