Vroeger werd ‘afdraaien’ in de volkstaal ook gebezigd in de betekenis van: afranselen, afrossen. ‘Af’, ten einde toe, zoveel men nodig achtte; ‘draaien’ is de slingerende beweging van de hand
die zaak zat al in moeilijkheden, maar de verschrikkelijke brand gaf de nekslag: door de brand werden de problemen zo groot, dat de zaak niet meer kon draaien.