Onrechtvaardig goed gedijt niet

Het geld of goed zo gewonnen heeft nimmer gedijt

Gestolen goed gedijt niet

Van iets, dat men op een oneerlijk manier heeft gekregen, beleeft men doorgaans weinig plezier

Gestolen goed gedijt niet

Vermoedelijk ontleend aan Spr. 10 : 2: ‘Schatten der goddeloosheid doen geen nut, maar de gerechtigheid redt van de dood’. Vgl. ook Zach. 5:4: 'Ik breng deze vloek voort, spreekt de Here der heirschar...
Lees meer

gestolen goed gedijt niet

bezit dat door diefstal is verkregen, rendeert niet

Die wel gedijt, die wordt benijd

Iemand die het goed gaat, wordt dikwijls afgunstig bekeken

Dat men zelf wint, gedijt best

Het is best zelf zijn zaken te regelen en zo weinig mogelijk over te laten aan anderen, die er toch niet de vereiste zorg aan besteden

Die wel gedijt - die wordt benijd

'Dijen’ of ‘dijzen’ van Mnl.: dien; Osaks.: thian; Odu.: dian, zich ontwikkelen tot iets. Derhalve: groeien; ook: deugen. Die het goed gaat wordt benijd; ongegund brood wordt het meest gegeten

Gestolen (ook: onrechtvaardig) goed gedijt (of: beklijft) niet

Wat onrechtmatig verkregen is, brengt geen geluk

Een boom die gedurig verplant wordt, gedijt zelden

Of: Een boom, die gedurig verplant wordt, kan geen wortelen schieten

Een boom die gedurig verplant wordt, gedijt zelden

Het is niet goed steeds van woonplaats of van beroep te veranderen

Een boom, die gedurig verplant wordt, gedijt niet

Veel veranderen van woonplaats of betrekking is zelden voordelig

Die zich zijn ambacht (of: zijn nering) schaamt, gedijt niet

Die verlegen is met zijn broodwinning, komt in de wereld niet vooruit

Een boom die gedurig verplant wordt, gedijt zelden (of: kan geen wortel schieten)

Telkens van woonplaats (of: beroep) veranderen heeft zelden een gunstige uitwerking