Gauwigheid. In de gauwigheid
De hoedanigheid van ‘gauw’ in de verschillende opvattingen van het woord; inderhaast, door vlug te werk te gaan, ten gevolge van de spoed waarmee te werk gegaan wordt. Reeds in de middeleeuwen was de uitdrukking bekend. Vgl. Westerbaen, Ged. (3, 480)