Ergens (goed) in thuis zijn
‘Thuis’ is ontstaan uit: te huis. De h wordt wel geschreven, maar niet uitgesproken, evenals reeds in het Mnl. Bedoeld wordt: ergens goed mee bekend of op de hoogte zijn. Men spreekt bijv. van: goed in de bijbel thuis zijn, goed op de landkaart thuis zijn e.d. De bedoeling is uiteraard : zo goed als men in zijn eigen huis de weg weet, weet men deze in een bepaalde zaak