Een onoverbrugbare kloof
‘Kloof, langwerpige opening, in de regel betrekkelijk wijd en diep; gaping, scheur, barst. Van: klieven of kloven, splijten. Meestal gaping tussen twee rotsen of bergwanden. Overdrachtelijk: een volkomen scheiding. 4868 is vermoedelijk ontleend aan Luc. 16:26: ‘En boven dit alles, tussen ons en ulieden, is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn, vandaar tot ons over komen’