Een reis van Bontekoe
Een lange reis met veel ongelukkenHij maakt een ommelandse reis
Hij maakt een grote omwegHij heeft een vergeefse reis gemaakt
Hij heeft zijn doel niet bereiktHij heeft een verloren reis gedaan
Hij is in zijn oogmerk niet geslaagdVan een kale reis thuis komen
Streng berispt wordenHij wil op reis
Tegen een bloodaard gezegd, die dadelijk het hazenpad kiestDe reis niet halen
Niet voldoende van iets in voorraad hebben; ook: met zijn werk niet gereed komenSlecht van de reis komen
Een averechts resultaat hebben bereikt. Hetzelfde als: Van een koude kermis thuiskomenDie op een blind paard rijdt, heeft een kwade reis
Vertrouw je belangen nooit toe aan iemand die niet bekwaam isDie op een blind paard rijdt, heeft een kwade reis
Men moet nooit zijn zaken, zijn belangen toevertrouwen aan een onbekwaam of onbevoegd persoonWie zee houdt, wint de reis
Wie volhoudt, zal zeker zijn doel bereikenWie zee houdt, wint de reis
Door volharding bereikt men zijn doelOp reis leert men zijn vrienden kennen
Goede, voorspoedige reis, bij het afscheid nemen gezegdOp reis leert men zijn vrienden kennen
In een vreemde omgeving leert men al snel, wie wel en wie niet te vertrouwen isMaak uw reis even lang als uw tijd
Onderneem niets boven uw krachtenMaak uw reis even lang als uw tijd
Zet de tering naar de neringOost-Indië is in één reis niet bezeild
In een belangrijke onderneming moet men zich niet overhaasten, want hiervoor is tijd en geduld vereist; ook: men moet niet te veel opeens wenseneen man een man, een woord een woord
als je iets beloofd hebt, moet je die gedane belofte houden, je moet doen wat je beloofd hebt.Een man een man, een woord een woord
Iemand die eerlijk is, houdt zijn woordEen man een man, een woord een woord
Men moet zich altijd aan zijn afspraken en beloften houdeEen man een man - een woord een woord
De uitdrukking bedoelt: een eerlijk, eervol man houdt zijn woord. Ze dateert waarschijnlijk uit de tijd, toen alle vormloze contracten bindend warenEen koopman, een loopman
Een koopman moet erop uitEen juweel van een . .
‘Juweel’, uit Ofra.: joel (thans: joyau), hetgeen verheugt, feest, speelgoed, kleinood. Kostbaar sieraad. De uitdrukking wordt meestal gebezigd in de zin van: een juweel van een kerel, vrucht e.d. en ...Lees meer