Hij zou zich beslabberen, al at hij noten

Hij is zeer onhandig

Men vindt geen molenaarshaan of hij at gestolen koren

leder is zelfzuchtig in zijn eigen zaken

Men vindt geen molenaarshaan of hij at gestolen koren

Elk is een dief in zijn nering

Dat is een anjer, zei de boer, en hij at vijgen

Onwetendheid is de oorzaak van de vreemdste vergissingen

Die een hoofd van een pi at je heeft, moet geen kan willen drinken

Men moet niet méér eten of drinken dan nodig is om zijn honger of dorst te stillen; ook: men moet niet méér willen bereiken, dan waartoe stand en bekwaamheid ons in staat stellen