Het vermogen om weerstand te bieden aan psychische en fysieke vermoeidheid bij aanhoudende belastingen en/of snel te kunnen herstellen na dergelijke belastingen. De capaciteit voor uithoudingsvermogen is de totale voorraad aan energierijke stoffen.
Het vermogen voor uithoudingsvermogen is de energie die per tijdseenheid uit de capaciteit (voorraad) kan worden vrijgemaakt.We kennen verschillende vormen van uithoudingsvermogen:
- aëroob uithoudingsvermogen: duuruithoudingsvermogen; het vermogen om weerstand te bieden aan een algehele vermoeidheid die ontstaat in hart, longen en spieren bij langdurige inspanning;
- algemeen uithoudingsvermogen: basisuithoudingsvermogen; het vermogen om weerstand te bieden aan vermoeidheid bij belastingen met lage bewegingssnelheden (50-75% van de VO2-max), waarbij de aërobe energielevering een belangrijke rol speelt;
- anaëroob a-lactisch uithoudingsvermogen: het vermogen om weerstand te bieden aan vermoeidheid bij snelheid en nagenoeg maximale intensiteit, oftewel bij zeer intensieve inspanning tot 20 seconden;
- anaëroob lactisch uithoudingsvermogen: het vermogen om ondanks hoge intensiteit en snelheid (intensieve inspanningen van 20 seconden tot enkele minuten), de productie van lactaat te beperken, dan wel om het lactaat tijdens het sporten gedeeltelijk af te breken en af te voeren;
- krachtuithoudingsvermogen: duurkracht; basiskracht; het vermogen om weerstand te bieden aan (lokale) vermoeidheid bij belastingen met geringe krachtsinspanningen (20-50% van de maximale kracht), waarbij de aërobe energielevering een belangrijke rol speelt;
- snelheiduithoudingsvermogen: het vermogen om weerstand te bieden aan vermoeidheid bij belastingen met maximale bewegingssnelheden, waarbij de energie afkomstig is uit de twee fosfaatsystemen (ATP en CP);
- specifiek uithoudingsvermogen: het vermogen om weerstand te bieden aan vermoeidheid bij belastingen die specifiek zijn voor een bepaalde tak van sport.