Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 19-05-2022

Baño

betekenis & definitie

m. bad, (het) baden; badwater; bad, badkuip; baños, pl. badplaats; laag waarmee men iets bedekt (b.v. bonbons met suiker); vernis, tintje, oppervlakkige kennis; baño de María, waterbad, bain-Marie; bagno; baño de asiento, zitbad; baño de chorro, douche, stortbad; darse, o tomar, un baño, een bad nemen; traje de baño, m. badcostuum.

< >