ANDERE LEIVORMEN
Leivormen kunnen ook anders gebruikt worden, bijvoorbeeld als 'spiegels'. De bomen worden dan niet aaneengeschakeld, maar los van elkaar geleid tot grote plakkaten van takken en bladeren in een rechthoekige, vierkante of driehoekige vorm.
MET ZACHTE OF STERKE DWANG
Een aantal bomen groeit van nature in een bol- of dakvorm en andere worden met veel snoeiwerk in zo'n kunstvorm geknipt. De snoeiwijze bij natuurlijke vormbomen is veel ingetogener dan bij bomen die kunstmatig in vorm moeten worden gesnoeid, maar uiteindelijk is het resultaat hetzelfde.
PRIEELBOMEN SNOEIEN
Prieelbomen groeien van nature met afhangende takken, waardoor ze op den duur een prachtige vorm krijgen. Ze hebben als groot nadeel dat ze met het ouder worden nogal veel dood hout in hun dichte takkenstructuur krijgen. Bomen die wat ouder zijn, kunnen het beste regelmatig worden gedund. In de wintermaanden worden er gelijkmatig over de kroon verdeeld takken hoog uit de top weggeknipt, maar wel boven de entplek. Op die manier blijft de boom een mooie dichte kroon vormen, waarin toch voldoende luchten licht binnendringen. Prieelbomen op leeftijd hebben ook de eigenschap dat ze lange, tot op de grond hangende takken vormen.
Knip die takken nooit op een gelijke hoogte boven de grond af. Dat levert een vreemd aandoend 'kapsel' op.
DAKBOMEN MAKEN
Boomsoorten als platanen zijn gemakkelijk snoeibaar en worden nogal eens gebruikt om in parasolvorm (ook dakvorm genoemd) te knippen. Dergelijke parasols worden gemaakt vanuit gewone opgaande boomsoorten, waarbij op een hoogte van ongeveer 2,5 meter ca. 5 zware zijtakken kunstmatig in de breedte worden geleid. Gebruik daarvoor een frame van bamboestokken of koop een kant en klare stalen draagconstructie.
Deze zijtakken vormen uiteindelijk het skelet van de parasol. Is er veel ruimte, dan kunnen deze draagtakken op een lengte van ca. 3 meter worden getopt, maar in kleinere tuinen kan die breedte ook slechts 1,5 meter zijn. Zodra ze op de gewenste lengte zijn, mogen deze draagtakken worden getopt.
Vanuit de draagtakken ontstaan zijtakken die voor het het merendeel omhoog, naar het licht, groeien. Elk najaar worden deze jonge scheuten tot op zo'n 5 cm lengte boven de draagtak teruggesnoeid. In het volgende voorjaar loopt de boom vanuit deze plekken opnieuw uit. Naarmate de boom ouder wordt, zal hij steeds knoestiger en decoratiever worden als hij consequent jaarlijks gesnoeid blijft worden.
Omdat sommige boomsoorten die als dakboom worden gebruikt een enorme groeikracht hebben, zal de kroon begin juli vaak al een zeer grote afmeting hebben bereikt. De jonge twijgen van dat seizoen kunnen op dat moment tot ongeveer de helft worden ingekort, waardoor de kroon ook mooi plat blijft.
BOMEN KNOTTEN
Boomsoorten die geschikt zijn om geknot te worden (de knotwilg als bekendste, maar ook els, populier en es)
mogen in het najaar of in de winter worden gesnoeid. Het knotten kan op elke gewenste hoogte gebeuren, maar meestal wordt ca. 2 meter boven de grond aangehouden. Jonge bomen worden in de wintermaanden rigoureus op de gewenste hoogte getopt. In het daaropvolgende seizoen zal de jonge stam vlak onder het snoeivlak uitlopen, maar ook op andere plaatsen langs de stam. De jonge twijgen in de top worden gespaard, want die vormen uiteindelijk de kroon van de knotboom. Scheuten vanuit lagere delen van de stam kunnen het hele seizoen door worden weggeknipt tegen de stam aan.
In de twee daaropvolgende jaren worden de twijgen in de top gespaard. Het jonge schot vanuit de lagere delen van de stam wordt consequent teruggesnoeid.
Drie jaar na de eerste knotbeurt vindt in de wintermaanden de volgende snoeibeurt plaats. Vanaf dit moment zal de boom geleidelijk aan zijn knotvorm gaan opbouwen. Snoei de kroontakken terug tot enkele centimeters boven de hoogte waarop getopt werd. Vanaf dit moment kan het knotten elk jaar gebeuren, maar ook eens in de twee of drie jaar.
BOLBOMEN KNOTTEN
Bolacacia, boles, bolcatalpa, bolwilg en bolesdoorn zijn geënt op een onderstam en de kroon is de natuurlijke groeivorm van de soort zelf. Toch groeien deze bolvormen na een aantal jaren zo zwaar en breed uit dat snoeien nodig is. De kroon wordt drastisch teruggeknipt, maar de knot mag nooit beschadigd raken. Laat boven het entpunt taklengten van zo'n 10 tot 20 cm staan. Bolbomen worden in de wintermaanden gesnoeid. Als u vroeg in de winter snoeit, laat dan de takuiteinden wat langer om invriezen te voorkomen.
LEIBOMEN VORMEN
Om leibomen te vormen wordt een frame geplaatst in de gewenste leivorm. Dit frame bestaat uit staanders waartussen draden worden gespannen. Meestal is dat nylondraad dat met spanners strak wordt getrokken. Wanneer de takken voldoende dik en verhout zijn (na ca. 5 jaar), mag het frame weer weg. De onderste takken van een leiboom worden meestal op een hoogte van ca. 2,2 meter opzij geleid. Daarboven kan elke hoogte worden gerealiseerd door een aantal horizontale draden boven elkaar te spannen met tussenafstanden van ca. 50 cm.
Meestal wordt een hoogte van 3,7 tot 4,2 meter aangehouden. De afstand tussen de bomen kan variëren van 3,5 tot 5 meter. De staanders voor de leiconstructie worden daar tussenin geplaatst. Na het plaatsen van het frame worden de bomen er zo dicht mogelijk bij geplant. Leid daarna eerst de hoofdtakken langs de gespannen draden. Maak de takken stevig vast met elastisch draad, zodat ze in dikte kunnen groeien.
Na de hoofdtakken worden de zijtakken geleid. Knip kruislingse en overtollige takken weg. Breng na elk groeiseizoen de twijgen tot de leivorm terug. Controleer bij de aangebonden takken of de draden niet insnoeren. Het is ook mogelijk om na elk groeiseizoen de nieuwe twijgen terug te knippen tot 5 cm boven de hoofdtakken. Zo ontstaat een open stelsel van hoofdtakken.
KANDELABEREN
Bomen kunnen als een soort van vormsnoei ook worden gekandelaberd. Hierbij worden alle zijtakken en de hoofdtak ingekort. De boom behoudt daarbij veel meer van zijn hoogte en natuurlijke vorm dan bij een leiboom of dakboom het geval is. Alle zijtakken worden tot op zo'n 40 à 80 cm teruggezet en de hoofdtak wordt op de gewenste hoogte getopt. Vooral op deze plaatsen lopen veel nieuwe scheuten uit, die jaarlijks worden teruggeknipt en zo ontstaan op die plekken knotten. Scheuten die op andere plaatsen uitlopen worden elk jaar ook geheel verwijderd.