Zelfbestaandheid, POTTERS 11, 62, zelfbestandheid, POTTERS I, 148, zelfstandig staan. Secundum ... quod (substantiel) per se exsistit, et non in alio, vocatur subsistentia, S. THOMAS, SLM.
THEOL. I, Q. 29, A. 2, C., in zoover een zelfstandigheid door zich zelf is en niet in iets anders, in zoover is er zelfbestaandheid. — Subsistentia absoluta, Volstrekte zelfbestaandheid. Subsistentia completa, Volkomen zelfbestaandheid. Subsistentia creata, Geschapen zelfbestaandheid. Subsistentia distincta, Afzonderlijke zelfbestaandheid. Subsistentia increata, Ongeschapen zelfbestaandheid. Subsistentia naturalis, Natuurlijke zelfbestaandheid. Subsistentia partialis, Gedeeltelijke zelfbestaandheid. Subsistemia propria, Eigen zelfbestaandheid. Subsistentia relativa, Betrekkelijke zelfbestaandheid. Subsistentia totalis, Geheellijke zelfbestaandheid.
