Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

triefel

betekenis & definitie

(Bargoens) gemeen persoon (volk). Zowel enkelvoud als meervoud.

Van het Jiddisch treife of treifel (onrein; maar ook: oneerlijk). Vgl. schorriemorrie; tuig (van de richel).

Maar we kenne toch niet eeuwig zonder schrabbers blijve dalve tot we als triefel worde opgepikt! (Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar, 1935)Maar gelijk heeft hij. Daar komt inderdaad allerlei triefel samen. (F. Bordewijk, Karakter, 1938)

< >