(in Joodse kringen) iemand die voortdurend achter je aanloopt; plakker. Het Jiddische tooches is afgeleid van het Hebreeuwse tahath (onder, beneden) en betekent hier ‘achterwerk’.
‘Je had laatst een paar scheldwoorden voor hem door de telefoon.’ ‘Togesgefatter?’ vroeg ze. ‘Huh?’ ‘Iemand die alsmaar achter je kont aan loopt.’ (Herman Pieter de Boer, Heks, ik hou van jou, 1996)