gespuis; het slechtste van het volk. Personen worden hier met onzuiverheden vergeleken.
En toen Leisah groter werd, schold die ander haar steeds uit voor ‘Schuim’. Dit scheldwoord herinnerde Leisah eraan waar zij vandaan gekomen was. (Miep Diekmann, Padu is gek, 1957)
Dat zit hij allemaal te denken en op te schrijven als ze uit de slaapkamer komt en ze hem hier, ‘right here’, tussen het schorem en het schuim, tussen de schavuiten en de schobbejakken, tussen de schurken en de schoften, bij z’n naam noemt. (J.M.H. Berkmans, Het zomert in Barakstad, 1993)