Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Pinda, pindaboer, pindabrander, pindablokje, pindarotsje

betekenis & definitie

(racistisch) iemand met een donkere huidskleur: een Surinamer of een Antilliaan. O.a. gesignaleerd door Jansen (1984).

Onder scholieren wordt pindachinees gebruikt in de zin van ‘donkerhuidig persoon; raar iemand’. Ze had nooit een erg hoge dunk van Chinezen gehad (pinda’s noemde zij ze vroeger), maar nu wist ze wel beter. (Johan Fabricius, Nacht zonder zegen, 1955)De pinda’s liggen al te keveren. (Jan De Hartog, De Commodore, 1987)

En de eerste jaren in Nederland waren in wezen niet veel beter; maar dan vooral in geestelijk opzicht. In de tuin van de buren stond een bord met: ‘Rot op, pindaboeren!’ (Nieuwe Revu, 08/11/1990)

< >