Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Patjakker

betekenis & definitie

(vaak in verbinding met vuile) schelm, booswicht, onbetrouwbare, slechte vent die op een handige manier zijn weg weet te vinden. Sedert ca. 1896.

Verbastering van het Javaanse badjag (zeerover). De Nederlandse variant van de patjakker is de patjepeeër.

Ineens verschijnt er iets, dat het midden houdt tusschen een heer en een patjakker. (Het Volk, 05/10/1916)‘Vooruit, lekas, patjakker!’ zei Gerretje. ‘Laat de wagen en de koeda’s hier halen!’ (Johan Fabricius, De scheepsjongens van Bontekoe, 1923)

Snap je niet dat die patjakkers van moffen onze mensen in de wielen rije? (Jan Mens, Er wacht een haven, 1950)

< >