onzindelijke vrouw; meisje dat vaak morst; vuilpoes; ontuchtig vrouwspersoon.
Eenzelfde betekenisovergang doet zich voor bij het woord slet. Morsebel is afgeleid van het werkwoord morsen + het zelfstandig naamwoord bel (vod, lap). Reeds bij Cats: ‘Een vuyle slons en rechte morsebel.’ Denkt ge, dat gij met een straatmeid te doen hebt, met zoo een morsebel, als gij gisteren aan uwen armen hield. (A. Gijsberti Hodenpijl, Willem van Bergen, student aan de Leydsche hoogeschool, 1862)
Twee van hen kende hij al de morsebel van een meisje die de deur voor de bezoekers opengedaan had, en de oude vrouw die hen uit had gelaten. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 18/02/1927)