Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Luishond

betekenis & definitie

(verouderd) verachtelijk persoon. Letterlijk: hond met luizen.

Wel, Luishond, is dat spreeken? ’k zweer. Waar is de Bull’pees? Geef me weêr. (M. Elias, De Ontvoogde Vrouw, kluchtspel. 1688)

Ik zei dien luishond, baes! wel naeder onderregten, Jae, jae, ik zei, ik zei, ik bin niet bang voor twee. (J. Bartelink, De Beemster Kermis, in twee zangen, 1774)

< >