futloos persoon; lammeling. Opgetekend o.a. bij Opprel en bij Karsten.
Vgl. rotzak.Mal mens! Toe! Tantetje-lief! Lamzak! Draak! Stuk chagrijn! (Herman Heijermans, Op hoop van zegen, 1900)
Een lamzak ben ik, schold hij zichzelf, een prutser. (Jan Mens, De kleine waarheid, 1967)