Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kettinghond (2)

betekenis & definitie

vals, gefrustreerd persoon. Eigenlijk: waakhond.

Neem van mij aan dat de uitbater van dat koffiehuis, Harrie Schaft (die Brunt met al haar frustraties ‘een kettinghond’ noemt 'met kwijlende devotie’) een volstrekt oprecht en integer mens is. (Het Parool, 27/11/1995)

< >