Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kamferbroek

betekenis & definitie

(verouderd) rooms-katholieke geestelijke. Eigenlijk: iemand die kamfer in zijn broek draagt, als middel tegen onkuise neigingen.

Je bent een regte kamferbroek, dat wil zeggen, een pater op sloffen; als alle mannen zoo stokkerig waren, zou Fijtje Brouwer (de spreekster) geen vroedvrouw zijn. (A. Gijsberti Hodenpijl, Willem van Bergen, Student aan de Leydsche Hoogeschool, 1842)

De paljas van de kamferbroeken [bedoeld zal zijn: de celibataire priesters). (Nop Maas, Satirische tijdschriften in Nederland, verschenen in De Parelduiker 3, 1998)

< >