waardeloos iemand; mislukkeling; mispunt; onuitstaanbaar stuk ongeluk. ‘Jan Ongeluk’ is de titel van een klucht in drie bedrijven van G. Kadelburg.
De Vader van het gezin zat in een grooten stoel, bekneld tusschen vier jengelende kinderen, terwijl de Moeder druk in de weer zijnde ze mangelde hem heftig bekeef: Jan ongeluk, daudvrèter! (De Groene Amsterdammer, 01/02/1919) Hij was de Jan Ongeluk van mijnbezittend Queensland. (Het Centrum, 07/11/1923)