onaangenaam persoon; nors iemand; kniesoor; ook gebruikt voor iemand die anderen het leven zuur maakt; treiteraar. Volgens Van Dale gewestelijk.
Ga naer het hakhout daer achter, naer de weiden daer beneden, verberg u in het koorn, verkruip u in de schuer, het is al gelyk, zoohaest gy adem scheppen durft, staet de oude hartvreter erby! (H. Conscience, De Kwael des Tyds, 1859)
’t Land mag niet naar de botten gaan en Spaak is een hartvreter. (Walter van den Broeck, Het beleg van Laken, 1985)