duf persoon; iemand met een slap karakter.
Maar zó ver zulle ze die arme ouwe dweilen toch niet laten lopen! (A.M. de Jong, Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)
‘t Is een dweil, maar hij tennist geweldig. (Diet Kramer, Roeland Westwout. Roman over jonge menschen, 1940)
Hoofdrolspeler Vincent Perez is een charismaloze dweil. (Nieuwe Revu, 15/10/2003)