kort en dun iemand; onderkruipsel. Een minder bekende betekenis is die van ‘stommeling, domkop’.
Wellicht van oorsprong Rotterdams en daterend van ca. 1900. Komt vooral voor als rijmende dooddoener op vragen zoals ‘wie?’ of ‘waar gaan we heen?’ Er zijn meerdere varianten in omloop.
Volgens Sanders (2003) gaat het wellicht om een verbastering van het Franse drölerie (koddigheid, grap, maar ook: nietigheid, beuzeling). Van ‘nietigheid’ naar ‘dreumes’ is dan een logische stap, net zoals ‘koddigheid, grap’ leidt naar ‘stuntel, domoor’.Droldrie, dreumes, onderkruipsel. (Maurits Dekker, Amsterdam bij gaslicht, 1949. Woordenlijst achteraan)
Drolletje drie van Overschie: iemand die achteraan komt kakken. (Jan Oudenaarden, De terugkeer van Opoe Herfst, 1986)
Zelf geboortig in het Groene Hart, halverwege Amsterdam en Rotterdam, kom ik op de zinderende Zwaan tot het melancholisch stemmende inzicht dat ik in de taal van Oudenaarden ben grootgebracht. ‘Ik dopie in de naam van Jopie’ en ‘Drolletje drie uit Overschie’ behoorden tot mijn kleuteridioom, ‘Kijk naar je eige’ en ‘Pleurt op!’ tot mijn pubertaal. (De Groene Amsterdammer, 30/06/1999)