Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

bruinjoeker, bruinjoekel

betekenis & definitie

(racistisch) neger of kleurling in het algemeen. Fransen gebruiken de term bamboula.

Alleen de conducteur, een bruinjoeker, scheen zich wel bij de warmte te bevinden, hij floot tenminste het hoogste lied. (Remco Campert, Liefdes schijnbewegingen, 1963)

Ik koop er een boksbeugel voor om vannacht die bruinjoekels uit Molukkendorp in elkaar te slaan. (Gerrit Komrij, Averechts, 1980)

Op die bruinjoekels, of het nou blauwen of araben zijn, en nikkers kan ik zo schieten. (Jan Cremer, De Hunnen. Deel III. Vrede, 1983)

< >