(lid van) de rijkspolitie, die men soms spottend de boerenpolitie noemt.
Paul heeft een wijde rijbroek met hoge laarzen van de rijkspolitie aangetrokken.
Ze maken bopograpjes (rijkspolitieboerenpolitie). Hoe redt een bopo iemand uit het water? Met z’n jas aan... (Vrij Nederland, 13/04/1985)
Bopo’s Boerenpolitie noemen de agenten zichzelf, met een mengeling van zelfspot en trots. (Haagse Post, 14/07/1990)