Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

bochel, bocheljoen

betekenis & definitie

gebochelde; bultenaar. Een oude zegswijze luidt: Bocheljoen moet altijd voordansen: de persoon die het minst geschikt is, moet laten zien hoe het moet.

Je troost je met den troost, dien de Dominee aan den bocheljoen gaf, toen deze... hem vroeg, hoe hij had kunnen preêken, dat alle ding wel geschapen was, en toen hij hem antwoordde, dat hij ook welgeschapen was... voor een bocheljoen. (J. van Lennep, De Lotgevallen van Klaasje Zevenster, 1866)

Stomme bochel, je begrijpt er ook geen zak van. (Louis Ferron, De keisnijder van Fichtenwald, 1976)

< >