Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

blikken dominee

betekenis & definitie

(spottend) onbevoegd predikant, straatprediker, soort halfwas dominee. Sedert ca. 1875.

Het bijvoeglijk naamwoord blikken moet hier worden opgevat in de betekenis van ‘onecht, van weinig waarde’. In ‘Woordenschat’ (1899) lezen we dat het tussen 1850 en 1860 de naam was van een bedelaar, die te Amsterdam rondliep.

Oorspronkelijk zou de naam in Utrecht voorkomen, waar in het midden van de vorige eeuw een blikslager woonde die voor predikant gestudeerd had, maar mislukt was en in de zaak van zijn vader kwam. Omdat hij zijn lust tot prediken bleef behouden kreeg hij ook de bijnaam van blikken dominee.De bekende combinatie van onfrissche extase voor lieve, nobele vrouwen, voor liefde, zelfverloochening en geestdrift, met de arglistigste verdachtmaking van andersdenkenden, is hier in volle kracht. Dr. Kuyper, De Heraut, en zelfs de poezie van den Nieuwen Gids komen er aan te pas, alles gezien in dit zelfde, valsche licht van een onmannelijke, kwaaddenkende bekrompenheid des geestes. Men zou zeggen een blikken dominee in den Gids. Het is te hopen dat de beurt spoedig weer aan Professor Quack komt. (De Nieuwe Gids. Tweede jaargang, 1887)

Hou je nou op met je gesappel? Blikken dominee! (Herman Heijermans, Kamertjeszonde, 1898)

Het Nederlandse volk, Sita, dat is een volk van grutters, blikken dominees en duitendieven. (W.F. Hermans, Uit talloos veel miljoenen, 1981)

< >