Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 16-05-2017

armoe(d)zaaier

betekenis & definitie

straatarm persoon; iemand die steeds geld te kort heeft; zielenpoot.

’t Was de kamer van een armoezaaier, maar gemeubeld naar mijn zin; de kamer van een bedaard, huiselijk jongmensch, voor wien aan elke bloem in zijn behangsel een herinnering was verbonden. (De Groene Amsterdammer, 08/03/1896)

< >