Definities van Prisma Woordenboek Nederlands in de Ensie D
- doemen
- doen
- doenbaar
- doende
- doenlijk
- doerak
- doerian
- doetje
- doevakantie
- doezelen
- dof
- doffer
- dog
- doge
- doggybag
- dogma
- dogmaticus
- dogmatiek
- dogmatisch
- dojo
- dok
- doka
- doken
- dokken
- dokkeren
- dokter
- dokteren
- dokterspost
- doktersroman
- dokwerker
- dol
- dolby
- doldraaien
- doldriest
- dolen
- dolf
- dolfijn
- dolfinarium
- dolk
- dolkstoot
- dollar
- dollekervel
- dollekoeienziekte
- dolleman
- dollen
- dolly
- dolmen
- dolven
- dolzinnig
- dom
- dombo
- domein
- domesticeren
- domheid
- domicilie
- domiciliëren
- domiciliëring
- domina
- dominant
- dominante
- dominee
- domineren
- dominicaan
- dominion
- domino
- domino-effect
- dominoën
- dominostekker
- domkerk
- domkop
- dommekracht
- dommelen
- dommerik
- dommig
- domoor
- domotica
- dompelaar
- dompelen
- domper
- dompteur
- domweg
- donateur
- donatie
- donder
- donderaal
- donderbeestje
- donderbui
- donderdag
- donderen
- donderjagen
- donderkop
- donderpreek
- donders
- donderslag
- donderspeech
- dondersteen
- donderstraal
- donderwolk
- döner
- doneren
