Gepubliceerd op 21-06-2017

Tremmen

betekenis & definitie

in mekaar -

neerslaan, mishandelen. Oorspr. Bargoens; tegenw. slanguitdr.

Als we thuis zijn, trem ik je helemaal in mekaar. (Harry Boting: Wie geeft me de jatmous?, 1965)

Als je je bek tegen de kapitein opendoet, zullen we je volkomen in elkaar tremmen. (J.M.A. Biesheuvel: In de bovenkooi, 1972)

Voorin tremmen ze met z’n tweeën een kontro- leur in elkaar. (Arie B. Hiddema: Kif Kif, 1973)

Als je ’m molt, trem ik je in mekaar, bleekscheet. (Rijk de Gooijer: Krentenbollen, Kogels en Klatergoud, 1979)

En het is alles goud wat er blinkt! Men wordt zó in elkaar getremd! (Jos Brink: Allemaal poppenkast, 1981)

Wat een etterkolerelijer, ik had em in mekaar getremd. (Frans Pointl: Rijke mensen hebben moeilijke maten, 1993)

< >