Gepubliceerd op 21-06-2017

Soppen

betekenis & definitie

1. dat was-, dat was lachen, genieten. Slanguitdr. waarmee de spreker aangeeft iets kostelijks meegemaakt te hebben. Eindjaren tachtig in zwang gekomen.

Nu zag ik laatst ‘Pretty Woman’, een film die ik om onnaspeurlijke redenen nog nooit eerder gezien had. Gere is daarin een al wat oudere speculant, maar toen hij de rol speelde was hij juist lekker jong en mager en het grijs in zijn haar kwam overduidelijk uit een flesje. Soppen! (Lydia Rood: Zij haar zin, 1995)

2. - op iemand, genieten van, in verrukking raken van iemand. Slanguitdr. gelanceerd door Kees van Kooten (zijn typetje Diana Charité liet zich ooit ontvallen: ‘Ik sop op Aad van der Naad’). Wanneer gebruikt door mannen, krijgt de uitdr. een seksuele en nogal macho ondertoon (soppen is immers ook een slangterm voor ‘neuken’).

sorry dat ik leef, ironische repliek, bijv. nadat de spreker een fikse uitbrander gekregen heeft. Vnl. jeugdtaal; jaren tachtigen negentig.

sortie maken, uitgaan. Deze uitdr. maakte beginjaren negentig opgang in jongerenkringen. Vermoedelijk al verouderd.

< >