Gepubliceerd op 21-06-2017

Schok

betekenis & definitie

op de - gaan, uit bedelen of op avontuur uitgaan. Bargoense uitdr. Op de schok tippelen betekende in hetzelfde milieu ‘’s avonds langs woningen lopen waarvan de bewoners niet thuis zijn’; ook ‘op kermissen of op de jaarmarkt reizen om een slag te slaan’. In Woordenschat vinden we het Bargoense woord schok met als verklaring ‘kermis’. Wellicht hebben we hier te maken met een ontlening aan het Rotwelsch, waar de uitdr. auf den Schuck gehen gebruikelijk was. Schuck ‘jaarmarkt5 zou van Jiddische oorsprong zijn. Schok kan echter evenzeer in verband gebracht worden met het Bargoense werkwoord schokken ‘betalen, geld geven op een min of meer gedwongen manier’, ook in het Rotwelsch (schucken ‘betalen’).

< >