spottende ben. voor een denkbeeldig verafgelegen oord, een negorij. Ook wel Schubbekutteveen. Vgl. Boerenstronkera- deel/Boerenstrontstradeel;Kutkrabbedijk/Kutkrab- berveen/Kut-Op-Krabbedijk; Lutjebroek (aan de Greppel) enz.
Hij scoort, vindt hijzelf, opvallend goed. ‘Bijna een op een, dat is toch veel voor mijn doen.’ Een topscorer is hij nooit geweest. ‘En dat zal ik ook nooit worden,’ zegt hij. ‘Misschien als ik bij Schippekutteveen ga spelen.’ Lachend om zijn eigen opmerking, glijdt hij zowat van de bank. (HP/De Tijd, 23/04/93)