ergens geen - van hebben,
geen verstand (sjoege) hebben van iets. Sappie hebben bet. echter ook ‘geluk hebben’. Als uitroep heeft sappie de bet. ‘kijk uit’. Wellicht een verbastering van het Franse werkwoord savoir ‘weten, kennen’. Bargoense uitdr. uit het begin van deze eeuw.
... al heb ik nou niet zoveel sawie van krantenmaken en de politiek... (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop, 1937)
Die de jongens, welke mekaar verstaan, die sappie hebben op het werk, links laten liggen? (Jan Mens: De Gouden Reaal, 1940)
Op de plee hoorde ik al dat jij geen sappie hebt van sloten. (Ben Borgart: Blauwe nachten, 1978)