Gepubliceerd op 21-06-2017

Kunst (kunstje):

betekenis & definitie

1. een -jeflikken, verraden bij de politie; meer algemeen ook ‘een loer draaien’. Bargoense uitdr.

2. uit de-, buitengewoon, voortreffelijk, prima. Eigenlijk ‘op een manier die van kunst getuigt’, dus ‘niet slecht’. Vnl. jeugdtaal.

Eerbiedig raakte ze met een durfallig vingertje het laken aan, toen brutaler, drukte ze met haar vlakke hand even op het bed. De vering was prima, uit de kunst. (Remco Campert: Tjeempie, 1968)

‘Uit de kunst,’ zei ik, ‘schitterend geregeld...’ (Yvonne Keuls: Het verrotte leven van Floortje Bloem, 1982)

Het concert was echt uit de kunst, helemaal te gek. (Lezersbrief, in: Muziek Express, december 1987)

... omdat ze meestal dronken was, kon je er alleen uiensoep met stokbrood krijgen. Maar die was uit de kunst! (Rijk de Gooijer en Eelke de Jong: The best of Koos Tak, 1988)

En je draait hem net zo graag thuis als je er in de clubs op danst. Uit de kunst. (Oor, 06/05/89)

In het begin werd je er horendol van, later weetje precies hoe het moet en ik kneisde het al heel snel uit de kunst. (Haring Arie: De Sarkast, 1989)

kunstkop: een - krijgen, zich dood ergeren. Daar krijg ik een kunstkop van bet. ‘dat wordt me teveel; dat is te gek voor woorden, belachelijk’. Het eerste woordenboek dat deze slanguitdr. vermeldt, is Van Dale Hedendaags Nederlands (1984). Vgl. noodhoofd.

Als ik daar nog an denk krijg ik een kunstkop. J.A. Deelden Bep van Klaveren. De Dutch Windmill, 1980

Van de kwestie Brandpunt krijg je toch ook een kunstkop, kijkers. (Van Kooten en De Bie, in: ‘Keek op de Week’, 05/03/89)

... en al die treurigheid iedere dag opnieuw, dat gezeik over deze tijd, over de mensen, niemand deugt er in jouw ogen, je krijgt er een kunstkop van, denk je dat ik... (Lévi Weemoed t: Bedroefd maar dankbaar, 1991)

< >