informeel voor ‘gek; niet goed wijs’ (vgl. van de gekke/de zotte/de knotse). Syn. kierewiet; mesjogge/mesjokke/besjokke. Een knots van een... is ‘iets groots in zijn soort’; vgl. een knoert van een...; vooral jeugdtaal. De knots zijn is informeel ‘de dupe, de pineut zijn’.
... ik ben hartstikke knots geworden. (J.J. Voskuil: Bij nader inzien, 1963,4de druk 1991)
Ik ben namelijk verleden jaar op vakantie geweest en heb een knots van een jongen ontmoet. (Popfoto, oktober 1987)